Een informatieanalyse beschrijft meestal hoe informatie tot stand komt en wat je moet doen om de informatie samen te stellen.
Gegevens worden samengebracht en bewerkt en zo ontstaat informatie.
Je moet van alles doen om de gegevens bij elkaar te brengen en er informatie van te maken.
De aanpak volgens "Analyseren kun je leren" is met korte eenvoudige zinnen beschrijven wat gedaan moet worden. In die beschrijving hebben werkwoorden een belangrijke rol.
Een voorbeeld:
Een informatieanalyse gaat over elementen waar iets mee gedaan wordt.
Door strikte conventies te hanteren voor het gebruik van werkwoorden in de naam van elementen kun je veel afleiden uit de gebruikte namen.
Een voorbeeld:
Een applicatie bevat een functie om gegevens van projecten te beheren. Om een project te beheren moet je de juiste autorisaties hebben. De autorisaties moeten worden opgevraagd om te kunnen worden toegepast. De applicatie moet de volgende functies omvatten:
Een gebruiker wil het beheren van een project starten en moet vaststellen of dit mogelijk door het opvragen van de autorisatie te starten. Om het opvragen van de autorisatie mogelijk te maken moet het systeem een functie autorisatie opvragen hebben. En wanneer dit is toegestaan moet het systeem de functie projectgegeven beheren aanbieden.
Dit leidt tot situaties die je kunt aanduiden met:
Een werkwoord in de naam van een element laat de mogelijke verandering van een onderwerp zien.
De plaats van het werkwoord ten opzichte van een zelfstandig naamwoord laat zien wat je bedoelt. Elementen in een informatieanalyse kunnen op basis van dit gedrag worden afgeleid.
Op basis van een een goede start zin (naam) kun je een automaat veel laten afleiden door te spelen met de plaats en verbuigingen van het werkwoord.